Pagina's

dinsdag 9 mei 2017

Als het vuur aangaat


Het was er even niet meer. Het schrijven, het verhalen vertellen, de zin. Het was op. Voor het eerst ooit. Ik vond het verschrikkelijk. En het was ook heerlijk rustig. Dat ik iets minder van mezelf moest. Dat ik gewoon om elf uur naar bed mocht omdat ik niet nog hoefde te tikken. Maar weet je, zonder verhalen is de wereld minder mooi. Zijn de dingen die gebeuren alleen momenten in tijd. Vliegt alles voorbij zonder dat je het vast kunt prikken. Is alles vluchtig. 

Vorige maand zat ik op de fiets. Gewoon net als altijd, regen, krat vol tassen, drie kinderen erop gedrapeerd. En toch helemaal anders. Waar ik al tijden door stroop trapte, zuchtend en zwoegend me erdoor heen duwde, was het ineens licht. Ik kwam vooruit. Alsof iemand op een knopje had gedrukt. Mijn geluksknopje. Waar alle vreugde in zit. Ik had weer zin in dingen. Regelde drie vakanties in een week. Kreeg mijn werk af, en een heleboel nieuw werk binnen. En deed zo nu en dan weer eens een dansje in de kamer. Omdat het kon. 



Eerst vertrouwde ik de boel niet. Dingen die moeilijk zijn, kunnen toch niet in een klap omslaan? Maar het is zo. Het is er nog steeds. Het laait. Van binnen, en het moet er weer uit. En toen keek ik net eens naar mijn foto's. Die altijd nogal random zijn van alles wat ik zie. Er zat een thema in. Ik heb nogal veel fikkies gestookt de laatste tijd. Heel veel vuur. Thuis in de kachel, op de camping waar we er een weekend lang bij zongen en op kookten, een metershoog paasvuur en ook de meivakantie sloten we af met een zinderend hete fik in een ton. En verhalen en gezang. Naast dat ik er uitzinnig blij van werd, ontroerde het me. Elke keer. Het hypnotiserende van vlammen, de hitte, het verzengende. Je moet het blijven voeden, opporren.





En dat is het. Na een paar jaar zwoegen om een gezin op poten te zetten, had ik me erbij neergelegd. Dat zo het leven is, met kaders en gebaande wegen. Ik porde mezelf niet meer op, ik hield mezelf net brandend, zonder te voeden. En ware het niet dat deze beeldspraak te voor de hand liggend is, daarmee brandde ik langzaam op. Ik weet niet wat ik heb gedaan, behalve het maar voor mezelf benoemen, maar het is nu niet meer zo. Ik voelde het vorige week, toen ik voor het eerst in jaren mezelf weer eens een week week op kamp stortte. Dat ik het nog kon. Zorgeloos zijn als een negentienjarige. Zorgelozer zelfs, want duizend maal sterker en misschien zelfs wijzer dan toen. Met minder twijfels en meer richtlijn. Ik hoef mezelf niet meer te bewijzen. 


Het gevoel dat je terug in de tijd kan, dat je een oude ik kunt hervinden, het is, ik weet niet, alsof ik door al mijn barrières heen ben gebroken. Dat alle mogelijkheden weer openstaan. Maar het kan ook gewoon zijn dat ik high ben van een week slaapgebrek. Ja, weet ik veel. Wat maakt het uit. Er is maar een waarheid, en die zit in dit liedje dat ik ook deze week zong:

'Als het vuur aangaat, als het vuur aangaat, dan doen we hele leuke dingen. Zoals heel veel liedjes zingen. Er wordt een mooi verhaal verteld.'

En zo is het. Laten we meer fikkie stoken.