Pagina's

zondag 24 april 2016

De zeemeermin en de zeehond.


Gistermorgen spoelden twee wezens uit de zee in ons huis aan. Een zeemeermin en een zeehond om precies te zijn. Dat kwam zo. Er waren eens twee freules die werden uitgenodigd voor een DolFIJN feest. Op de uitnodiging las hun moeder dat ze als iets uit de zee mochten komen. Dat vergat ze meteen weer, aangezien belangrijke zaken als boodschappen doen, de was draaien of gewoon wat werken al haar aandacht opslokten. Toen was het zaterdagochtend, waren er ingepakte kado's en moesten de freules aangekleed. Als iets uit de zee. Toen had de moeder kunnen zeggen: 'Hier je gestreepte zeemanstrui, er staat zelfs een anker op. Tof!' of 'Als je nou een sterrenshirt aan doet en een geel vestje ben je een prachtige zeester!' Maar dat deed de moeder niet. Wat ze wel deed was dit: ze haalde drie kasten overhoop, liet een verlengsnoer aanrukken, zwengelde de naaimachine aan en ging woest aan het knippen. Dit onder een onaangename reeks zuchten en vloeken die als frustratie aangemerkt zouden kunnen worden. De moeder ging zeemeerminstaarten naaien. Dat was blijkbaar heel erg nodig. 

Kan de moeder van deze freules heel erg goed naaien? Nee. Kan deze moeder heel erg goed onder extreme tijdsdruk naaien (lees nog anderhalf uur tot het feestje begint)? Nee, nee, heel erg nee. Doet ze het dan toch? Ja. Zegt ze daar dan allemaal zoetgevooisde dingen bij? Ehm. Tja. Telt 'En nu allemaal opdonderen en je mond houden, ik ben iets heel erg leuks voor jullie aan het doen.' als aardig? Dan wel. 
Goed. Toen had de moeder twee stukken groene stof geknipt. De een stretchte zichzelf terug tot een opgerold stukje vervloekte ellende, de ander rafelde zich uit tot groen zeewier over tafel. Deze stukken ging de moeder aan elkaar naaien, met een stuk dik vilt ertussen, zodat de staart mooi in vorm zou blijven. Dat ging natuurlijk voor geen meter. Maar de grote freule vond het toch prachtig, omdat ze af en toe een klusje mocht doen (naalden oprapen) dus het gaf niet. Een scheef stuk lint werd tenslotte aan het geheel vast gefrot, met maar liefst een stuk of vijf scheve stiknaden. Zo zat het ding in ieder geval goed vast. En de naden leken dan wel weer heel erg op golven uit de zee, dus ook dat was prima. Een maillot met gat werd aangetrokken, een piepklein reepje glitterstof werd omgewikkeld bij wijze van rok en de staart werd om gestrikt. Een zeemeermin klaar. Menig doorgewinterd travestiet zou tranen in zijn ogen krijgen bij zoveel misplaatste glitter en glans en rode lipstick. 
Nu waren er nog twintig minuten over voor iedereen de deur uit moest. De moeder zat overigens nog in pyjama. En stonk. Maar er waren twee freules en maar één zee outfit. Dat was een probleem. De timmerman, die al een uur zijn briljante ideeën aan de man probeerde te brengen over veel snellere en mooiere staarten, greep zijn kans. 'Ianthe liefje, wil jij niet een zeehond zijn?' vroeg hij aan de kleine freule. Natuurlijk wilde het kind liever een zeehond zijn dan een potsierlijke zeemeermin. Een minuut later had de Timmerman een staart uit de vilt geknipt. Die was in een keer goed, bleef mooi in vorm, sleepte niet over de grond en voelde heerlijk warm en zacht aan en was dus heel geschikt om op te gaan zitten. Hij moest alleen nog worden om geknoopt. 'Hier even een tunneltje naaien graag,' droeg hij zijn oververhitte vrouw hooghartig op. Nog een minuut later was dat gepiept en met een riem en bontjas was zeedier twee meer dan klaar. Zo kon het dus ook. 

Terwijl de moeder zichzelf onder een douche wierp, maakte de Timmerman ook nog eens allerliefste portretjes van zijn zeewezens. Waaruit een ieder maar weer leren kan: Doe altijd wat de timmerman zegt, dan komt het allemaal terecht. 

donderdag 14 april 2016

Vlie op z'n mooist

Een paar weken geleden deed ik mezelf een weekend Vlieland kado. In een hotel, met ontbijt en diner en een fotocursus erbij. Dat leek me de ultieme investering in mijzelf. Ik kon dit inboeken als werk, opleiding, me-time, extra slaaptijd en de nodige frisse buitenlucht. Wie wordt daar nou niet een beter en gelukkig mens van? Er bleek nog een bonus aan vast te zitten. Ik leerde hele leuke mensen kennen, die ook nog eens mijn weekend vastlegden. Foto's met mij erop, een unicum! 


Het was een heerlijke, vervreemdende en soms absurde situatie, om twee fulltime dagen alles wat ik deed alleen maar vast te leggen. Elke grasspriet, zandbobbel, weerspiegeling, uitzicht en persoon die ik zag klikte ik tot foto. Dat is (te) gek om te doen. Maar nog gekker om terug te zien op de foto's van mensen die hetzelfde deden. Marrit in een duinpan (heerlijke uitleg van de onvolprezen Maud Fontein hoe je portretfoto's maakt) Marrit op het strand met een camera tussen haar benen, Marrit op haar rode laarzen (die deden het goed op de foto), Marrit in de branding, Marrit in haar pyjama bij zonsopgang in de duinen, Marrit in een meertje. Heel veel Marrit. Dat is raar. Normaal is het heel veel kinderen en een piepklein beetje Marrit. Goed om die verhouding af en toe eens tegen het licht te houden. 









Nou goed, deze foto's geven weer wat ik een weekend lang deed. Maar niet wat ik zag. Een prachtig eiland, dat aan alle kanten zinnenprikkelend is. Wind, waddenlucht, dennenlucht, weerspiegeling, zand, warm zonlicht, dauwdruppels en mist. Ik hou er intens van. Ik wilde een project maken dat ik van het scherm kon ruiken, proeven en voelen. Waarvan ik meteen terug wilde. Dat werd dit: 


Maar goed, ik zou mezelf niet zijn, als ik ooit tevreden was. Klaar was, uitgekozen was. Ik maakte veertien varianten op mijn project. Fotograferen is meer dan dingen vastleggen mensen. Het legt feilloos mijn grootste mankementen bloot. Zo diende dit weekend dan ook nog als zelfreflectie, gratis therapie erbij. 

Goed. Idee twee voor een project was dit: Je hebt de toeristische, idylische kant van het eilandleven, met alle mooie plaatjes, maar je het ook het leven van de eilanders. Die in weer en wind de zee op moeten, toeristen vermaken, jutten. De rauwe kanten van de genadeloze waddenwind die altijd om het leven waait. Dat wilde ik vinden en fotograferen. Dat betekende ook dat ik eilanders nodig had die dat uitstraalden. Ik vond ze, op de Vlliehors express. Terwijl de bus over het strand reed, de mensen zich vergaapten aan de zeehonden en de zandvlakte, het vakantiegevoel overheersend, waren er ook mensen aan het werk. Ze vertelden hun verhaal over het juttersmuseum, maakten eilandgrappen, zongen meeslepende liederen. Zoals ze dat elke dag doen. Met liefde en een vleugje tragiek. Dat werd project twee: 


Zo. Een normaal mens is nu tevreden en klaar. Maar ik zei toch dat ik in therapie moet?  dit therapeutisch zie? Er bleef nog zoveel eiland schoonheid over die ik niet in een collage kon proppen. Die niet in een opsomming pasten. Dus. Wie nog meer Vlie-foto's kan verdragen: bij deze. Ik hoop dat ze een instant waddengevoel op afstand geven. Het kleine briesje zeelucht dat iedereen bij tijd en wijle nodig heeft. 












Lieve Maud, dank voor alle inspiratie, informatie en enthousiasme. Ik heb intens genoten. En lieve medecursisten: dank voor het gebruik van jullie foto's, tips, kijkrichting en gezelligheid! 

woensdag 13 april 2016

De roversbende van de groene tak



Er is niet veel nodig om mij een gelukkig mens te maken. Geef mij een groepje kinderen, wat roversbrieven, ga wat schatzoeken en zwaardvechten en ik ben in de zevende hemel. Zodoende was zaterdag een heerlijke dag. We vierden de zesde verjaardag van de grote freule, met alle genoemde ingrediënten voor een portie geluk. En meer. Met de bende zongen we strijdliederen, een warm handje vond de mijne tijdens de spannende wandeling en de roverhoofdman die ik zag, veroverde mijn hart. Oke, dat had ie al. Maar hij deed het nog een keer. Wat is ie knap he?


Kijk, er zijn mensen die een kinderfeestje organiseren een crime vinden. En er zijn mensen die zich niets leukers op aarde kunnen voorstellen. Nou ja, ik ben zo'n laatste geval. Dat komt omdat ik jarenlang niets anders deed dan met kinderen op avontuur gaan. Nu ik met mijn eigen kinderen zit opgescheept, komt het daar natuurlijk nooit meer van, tenzij er eentje jarig is. Dan mag ik weer even. Een verhaaltje verzinnen, een geheime brief schrijven, mooie dingetjes zoeken. Ik kon mijn geluk niet op, want na lieve kabouters en glitterende prinsessen mocht ik ineens met rovers aan de gang. Hoe leuk dat de grote freule na twee jaar louter roze gejurkt en gerokt door het leven te zijn gegaan zichzelf ineens de nieuwe lievelingskleur blauw heeft toebedeeld. En broeken de nieuwe maillots zijn. Van tuttebel naar roversdochter, ik vind het heerlijk. Haar vriendinnetjes moeten nog een beetje wennen. Die raakten wat van slag van de dwingende dresscode op de uitnodiging: 'stoere kleren en laarzen aan'. De eis van de jarige. 
En alsof haar hele lijf vond dat ze niet alleen op slag heel groot en heel erg zes eruit moest gaan zien, veranderde haar haar ook plotseling in een woeste ontembare bos. Terwijl ze bazig en eigenwijs rond stampte, zich ergens druk over maakte en gelukzalig met een zwaard in de weer was, zag ik het ineens: Savine is eigenlijk Ronja. Een Ronja. Een echte. Met een rovershart. En haar dus. 

Ze was dan ook zeker net zo chagrijnig als ik toen we de dag voor het feestje besloten om het toch maar niet in de moestuin te doen, wegens te veel regen, te veel blubber en te veel ellende als we een stortbui zouden krijgen. We konden het allebei niet verkroppen. Een beetje regen houdt een rover niet tegen. Maar wel bibberige vriendinnetjes die graag droog een stukje taart willen eten. Zo zat ik vrijdagavond dus een nieuw feestje in elkaar te draaien. Rovers in de stad. Tss. Een belachelijke schertsvertoning zou het worden. Helemaal omdat ons geliefde hofje is getransformeerd in een aangeharkt keurig stadspark zonder bosjes. Wegens troep en mogelijke kans op overlast of drugsresten. Zo gaat dat dus he, geciviliseerde mensen houden niet van rotzooi en dus houden ze niet van bosjes. Maar hoe kun je in godsnaam nog wat beleven als je op de paden moet blijven?
Gelukkig zijn rovers niet voor een gat te vangen, dus deden we twee parken aan op het feest: een voor wat roversoefeningen, voordat we toegelaten zouden worden tot de bende van de groene tak. Een een waar we een roversschat moesten zien te vinden. Waar rotsen zijn en prachtige paadjes en genoeg ruimte om met je zwaard in het rond te zwaaien. Dat alles bleek zo leuk, dat het vuur dat we op ons stadse plaatsje zouden gaan bouwen, niet eens meer in het feestprogramma paste. We bewaren het voor het volgende feest, want ik weet zeker dat deze bende heus nog wel eens strijdliederen wil gaan zingen terwijl ze een broodje boven het vuur bakken. Whaah!Whaah!

O ja. We vonden ook nog iets om iedereen gelukkig mee te maken: edelstenen plakken is een geweldige hobby. Voor rovers en prinsessen.





zondag 3 april 2016

Wij dopen dit mensenkind

Er was eens... een heel fijn plekje op aarde. Precies ingeklemd tussen bos en hei lag een oud boerderijtje. Het scheve bouwwerk trok vele mensen en dieren naar zich toe. De mensen kwamen er om avonturen te beleven, zichzelf te vinden en juist ook anderen. Vriendschappen voor het leven werden er gesloten terwijl tot diep in de nacht gezongen werd. Het graafschap, waar de boerderij langzaam in veranderde, was  het thuis van kippen, konijnen, cavia's, katten, honden een heel veel pony's. En zoals dat gaat in sprookjes en met bijzondere plekken, er gebeurde altijd wel wat. Omdat al die avonturen bejubeld werden, alle dieren en inwoners gekoesterd, moest ook altijd alles worden bezegeld met een ritueel. Zo werden jonge veulens elke week gedoopt. Met een plens heilig water, kreeg elk dier zijn naam toegeroepen, uit tientallen kinderkelen tegelijk. 'In de naam van... en hij zal heten...' Het was meer een bezwering eigenlijk. Gevolgd door negerzoenen. En een aai over de zachte ponyneus. In de hoop dat iedereen die bij de doop was, écht lang en gelukkig zou leven. 


Op dit boerderijtje ben ik groot geworden. Ik woonde er nooit, maar ik groeide er op tot het mens dat ik nu ben. Ik leerde wie dat is, wat ik kan, van wie ik hou en hoe je dingen doet. De magie is er geen verzinsel maar echt. In het bos wonen trollen en heksen, tovenaars en prinsessen in huizen en paleizen die ik eigenhandig voor ze gebouwd heb. Hun schatten vond ik in alle uithoeken van de wereld. Wat ik met ze beleefde, wordt voor altijd bezongen. En sommigen, zullen voor altijd een stukje van mij zijn. (Ugh! zei de indianengeest, Fluxon! klapte Fluxon, Hallo! riep Tineke Meier.) In het leven zijn vele normen en waarden aan te hangen. Maar die van het graafschap staan voor mij boven alles. Je mag zijn wie je bent. Je durft meer dan je denkt. Samen lossen we alles op. Aan regels hoef je je niet altijd te houden. Met glitter en glans is alles mooier. In ieder kind zit een prinses, of rover, of heks, of koning, of zwarte man, of aardbei. Wat zeg ik, in ieder mens zit dat. Die normen en waarden wil ik meer dan al het andere in de wereld meegeven aan mijn kinderen. Daar is maar een manier voor: dopen. In de naam van...


Zo kreeg de grote freule als drie maanden oude baby een buis vol dromen van een goede fee en een plens water over zich heen tijdens een mooie ceremonie. Er was vuurwerk, Wilrik kwam met zijn kanon schieten en er waren soesjes. Een mensenkind dopen vroeg om iets meer verfijning dan een negerzoen. Op een besneeuwde eerste paasdag droegen een koning en koningin vlak na het paasontbijt een lieve kleine Ianthe naar de deel voor een tweede doop. Ook bij haar kwam een goede fee langs voor wat wensen en was er lekkers. Toen kwam er een zoon. Hij groeide op, moest al zijn aandacht delen met z'n zussen en niemand die hem officieel welkom had geheten op de wereld, of zoete dromen in z'n oor had gefluisterd. Dat kon zo niet langer. Ook Otto moest gedoopt worden. 


Nu snapt ieder mens, zo'n doop is indrukwekkend. De aanwezigen hebben hun rituele kleding aangetrokken, bedacht wat ze gaan zeggen, iets meegenomen om de doop te bezegelen. De gasten staan geduldig te wachten tot ze de spreuk mee mogen zeggen, de speelwei is gedoopt in wat lente zonlicht. Het gaat beginnen. 'Otto, we gaan je dopen. Kom ik til je op, want ik wil mooie dingen tegen je zeggen.' Otto: Bal! Bal! Bal! Trekker! Trekker! Trekker!' En hij rent weg....


Goed. Kind weer gevangen, het gaat beginnen. Alsof de weergoden voor wat extra dramatiek willen zorgen, worden we ineens overspoeld met grote windgolven. Tegen de loeiende vlagen in roepen we dingen als: deze steentjes die iedereen krijgt, zorgen ervoor dat je kunt groeien als mens. Wat? GROEISTENEN. KUN JE ETEN! En deze magische stenen, die de prinses vast heeft, zijn om zo dapper te worden dat je elk avontuur aankunt. WAT? D E E L M A A R U I T! Hoedjes waaien af, niemand verstaat wat. Alle dromen vervliegen in de wind, alle wensen hangen in de lucht. 'Bal!' 



Dan maar dopen. 'In de naam...' Nog voordat iedereen deze woorden heeft kunnen herhalen, begint de regen in ons gezicht te slaan. 'Van Hoeve ..." Handen voor de dichtgeknepen ogen. 'Dopen wij dit mensenkind...' Bibberende ridder, prinses en aardbei, schuilende gasten. 'En hij zal heten...Otto!' Naast de regen krijgt Otto een plensje water extra, heilig water uit een kannetje. Hij kijkt verbijsterd naar alle tumult en zegt de wijze woorden: 'Nat.' En dat was dat. Een minuut later was het droog en ging de zon weer schijnen.


Otto Pieter Koen. Het is een feest dat jij er bent. Dat zelfs de weergoden zich tegen jou aan bemoeien, opdat je waarschijnlijk een stormachtig en avontuurlijk leven zult krijgen, omringd door lachende mensen.