Ik verzamel graag. Het maakt eigenlijk niet uit wat. Als ik
iets zie, kan ik het al niet meer wegdoen. Zo heb ik denk ik minstens 40
theedoeken, 50 paar schoenen, 16 lege mooie opschrijfboekjes, tientallen lege
potjes voor als ik jam wil maken, zo’n 10 jassen, ontelbaar veel tassen,
tasjes, shoppers en mooie plastic zakjes en, nou ja. Je snapt het. Ik heb
alles. Ook een verzameling bierdopjes. En veren. Zakken met
schelpen. Dozen met knutselspullen. Drie kinderen. Heel veel extra kilo’s die
geen afscheid van mij willen nemen en, daar gaat dit stukje over, heel veel
haar. Hoofdhaar hè, ho, ik ben wel een geciviliseerd mens. Okselhaar verzamel
ik niet.
En ineens verstikte het me. Al die dingen, overal spullen,
alles om me heen. Ik las over een Japanse opruimgoeroe, Mari Kondo, en dacht,
dat moet ik. Iemand die me vertelt dat ik juist gelukkiger word als ik alles
kan laten gaan. Dat ik niet alles maar vast wil blijven houden. Maar ik durf
niet. Ik durf er niet aan te beginnen, want ik weet hoe on-ge-lo-fe-lijk veel
werk het gaat zijn. Bovendien had ik net bedacht dat ik er geen boeken meer bij
kan hebben, dus een opruimboek al helemaal niet.
Geen boek dus. Maar wel tijd voor verandering. Ik begon met iets rigoureus. Iets dat niet per se erg in de weg stond of veel ruimte in nam. Maar het moest toch weg. Mijn haar. Mijn hele lange vlecht. Ik dacht, als ik daar afscheid van kan nemen, kan ik het van alles. Goed, ik zit nog steeds met een extra babykamer op
zolder. En 16 dozen vol te kleine kinderkleren. Een la met lege lijstjes. Een doos schoolschriften. Maar vanmiddag lag er wel een losse vlecht in mijn handen.
Haar dat al jaren lang op mijn hoofd groeide. Dat ik elke dag
aaide, waar Savine liefkozend over streek, waar Otto graag mee speelde. Haar dat
ik elke dag vlocht. Maar haar dat ook elke keer verschrikkelijk in de knoop
zat, de hele dag nat bleef na het wassen en dat eigenlijk best zwaar was als je
het in een staart deed. Het moest weg. Niet alles en wel met een goede reden:
ik doneerde het.
Vanmiddag liep ik naar de kapper. Ik zei koelbloedig, terwijl ik liever weg wilde rennen: ‘ik kom mijn
staart doneren,’ de kapper trok een meetlint tevoorschijn, bond mijn haar voor
de laatste keer samen, vlocht en zei toen: ‘Je weet het zeker?’ 'Nee!,'schreeuwde alles in mij. 'Nee, natuurlijk niet!' Ik wilde heel graag
mijn haar houden. Maar waarom eigenlijk? Omdat het er is? Omdat het bij mij
hoort? Het groeit gewoon weer aan! Dus ik zei ja. En alsof er een lichaamsdeel
geamputeerd werd, ging de schaar erin. Ik kon er niet naar kijken zonder buikpijn. Dag vlecht.
In de spiegel verscheen een gezicht dat ik van
vroeger kende. Een jonger meisje, maar dan in dames vorm. Zo zag ik er jaren
geleden uit. Het klopte wel. Met een heel licht hoofd, letterlijk ook, liep
ik even later de lentezon in. Dag vlecht. Fijn dat je een pruik wordt voor
zieke kinderen. Ik heb heel veel van je
gehouden. En ik mis je echt best heel erg. Maar dat is goed. Iemand interesse in een deel van mijn collectie bloempotten?
Volgens mij heb je een nieuw hoofdstuk aan het boek van Kondo toegevoegd. Jij gaf weg wat erg veel joy sparkte (ik ben overigens de schoonzus van je oom Wouter, voor het geval je je afvroeg of dit mailadres spam brengt).
BeantwoordenVerwijderenHa wat leuk dat je reageert! Het sparkte soms nog maar joy die vlecht, maar vaak zat ie ook maar eindeloos nat te wezen of hopelijk in de knoop te raken. Dat ie dat nu bij iemand anders mag gaan doen helpt bij het wegdoen gelukkig!
Verwijderen